Hoofdstuk 1 
Ontstaansgeschiedenis 
van het Nederlandse koninkrijk

In de 16e eeuw viel wat toen Nederland was onder Karel V uit Spanje.

In 1555 droeg Karel V Nederland over aan zijn zoon Filips II (een streng katholiek).

Willem van Oranje (stadhouder) streed voor vrijheid van godsdienst. Meningsverschillden tussen Willem van Oranje en Filip II leidden in 1568 tot het uitbreken van de 80-jarige oorlog. Steeds minder mensen geloofden in de katholieke kerk. Geestelijken gedroegen zich niet correct en waren vooral uit op geld. 

Het Christelijke geloof splitste zich op in de protestanten, die bezig waren met de reformatie van de kerk, en de katholieken.


In 1648 werd Nederland een republiek der zeven verenigde nederlanden met de vrede van Munster. Elk van de zeven aparte staatjes had zijn eigen regels en wetten.

Afgevaardigden, die ook wel regenten werden genoemd, werden gekozen door de adel. Er was dus nog geen sprake van een democratie.

Buitenlandse politiek en het leger moest gezamenlijk overlegd worden in Den Haag, de Staten generaal. Ieder gewest had één stem. Alle staten stuurden een afgevaardigde met een lastbrief om mee te stemmen op het gebied van buitenland en leger.

Karel V

In 1813 vertrokken de Fransen en werd Nederland twee jaar later een koninkrijk, met een koning aan het hoofd. Maar de koning bepaalde wat er gebeurde en zelfs de ministers hadden niets te vertellen waardoor er op den duur verzet ontstond. Burgers vonden dat het parlement meer macht moest krijgen. De koning stemde uit angst voor een revolutie toe en er kwam een grondwet wijziging tot stand gebaseerd op de Trias Politica. De koning verloor veel van zijn macht aan de ministers. Een belangrijke regel uit de grondwet was dat de koning onschendbaar was, de ministers waren verantwoordelijk voor wat de koning zei en deed. Dat noemen we ministeriële verantwoordelijkheid.

Nederland werd een constitutionele parlementaire monarchie, de hoogste macht ligt niet bij de koning.

Nederland was nog geen democratie, je mocht alleen stemmen wanneer je een man was en een bepaald bedrag aan belasting betaalde, dat noemen we het censusrecht.


Burgers wilden het censusrecht afschaffen en het algemeen kiesrecht invoeren. In 1917 kregen mannen het algemeen kiesrecht en mochten zich verkiesbaar stellen (passief kiesrecht) en vrouwen kregen dat in 1919. Het parlement is vanaf toen dan ook een volksvertegenwoordiging.

Wanneer je 18 bent mag je eens in de vier jaar naar de stembus en dan stem je op iemand die dezelfde ideeën heeft als jij. Indirect regeert het volk. We noemen dit een indirecte democratie.

Nederland gebruikt het stelsel van evenredige vertegenwoordiging om te bepalen wie ons land regeert. Het totaal uitgebrachte stemmen wordt gedeeld door 150 (zetels in de Tweede Kamer) en de uitslag daarvan is de kiesdeler. Het aantal uitgebrachte stemmen op partij A wordt gedeeld door de kiesdeler, daarvan is de uitslag het aantal zetels dat die partij krijgt in de Tweede Kamer.

Wilem van Oranje