De belangrijkste wet van ons land is de grondwet, die is ingesteld door de Fransen in 1798.
De rest van de wetten zijn hiervan afgeleid. De grondwet geeft aan hoe ons land bestuurd wordt,
welke rechten en plichten het staatshoofd en de burgers hebben en welke rechten het bestuur van ons land niet kan afnemen. Er bestaan de klassieke grondrechten en de sociale grondrechten.
Klassieke Grondrechten: verbieden de overheid iets te doen in het leven van de burgers.
(bijvoorbeeld: vrijheid van meningsuiting)
Sociale Grondrechten: dwingen de overheid iets te doen voor de burgers. (bijvoorbeeld: het stimuleren van woningaanbod, iedereen heeft recht op een dak boven zijn hoofd)
Soms botsen de grondrechten, bijvoorbeeld ‘verbod op discriminatie’ en ‘vrijheid van meningsuiting’.
Het bestuur van ons land is geregeld volgens de opvattingen van Montesquieu.
Hij leefde in de tijd dat de Franse koning nog een absoluut heerser was.
Hij spreekt over dat de vrijheid van de burger het best is geregeld wanneer er
in een staat geen machtsmisbruik plaats kan vinden.
Hij kwam met het idee van de ‘Trias Politica’ daaronder valt de:
Wetgevende macht: maakt de wetten.
Uitvoerende macht: voert de wetten uit.
Rechterlijke macht: straft de overtreders van de wetten.
In Nederland ziet het er zo uit:
• Wetgevende macht
• Parlement + regering (koning en ministers)
• Uitvoerende macht
• Regering (kabinet en ambtenaren)
• Rechterlijke macht
• Onafhankelijke rechters
De regering heeft invloed bij 2 van de 3 machten. Daarom moeten de wetten altijd goedgekeurd worden door een meerderheid van het parlement voordat de wet uitgevoerd mag worden.
Montesquieu